Mei 68 – Van ‘Le Monde Libertaire’: Anarchisten En Situationisten
Mei 68 werd bezield door een libertaire geest, door zijn werkwijze in fabrieken, op universiteiten. Zijn aspiraties waren het anarchisme, zijn slogans nodigen ons altijd uit om vrij te zijn van elke macht, hiërarchie, vastliggend schema, programma, dictaat en conditionering. Aldus leest men in de opening van het redactioneel van het nieuwe nummer van het Franse maandblad Le Monde libertaire (nr. 1795, mei 2018).
(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)
Het is geen louter historisch nummer geworden, want veel is betrokken op het heden met thema’s als: staking, anti-seksisme, anti-kapitalisme, opvoeding, de ‘zones à défendre’ (ZAD), anti-religie, antimilitarisme en boeken over mei 68. Wat ik hier echter uit de veelheid van thema’s wil lichten zijn de bijdragen die gaan over de verhouding tussen anarchisten en situationisten. Die is makkelijk te duiden voor zover beide groeperingen expliciet en openlijk subversief zijn. De duiding van de verhouding is moeilijk waar de persoonlijke relaties en ‘aankleding’ van standpunten aan wrijving leed. Le Monde libertaire (LMl) heeft met betrekking tot dat onderwerp drie artikelen onder de kop ‘Debat’ opgenomen. In mijn bespreking ga ik daarop nadrukkelijk in.
Schandaal van Straatsburg
In 1966 was het Franse studentenmilieu nog ingedut gelet op hoe studenten in het buitenland revolteerden (USA, Japan, West-Duitsland). In Straatsburg was evenwel een groep studenten in verzet gekomen. Die stond enerzijds onder invloed van situationisten en kende anderzijds sympathie voor anarchisten als Stirner, Makhno en Durruti. De sympathie gold ook voor surrealisten en dadaïsten, die bijdroegen aan het idee het dagelijks leven te bevrijden van de vervreemding van de loonarbeid om te kunnen ‘leven zonder onbenutte tijd en om ongehinderd te genieten’.
In mei 1966 profiteerde een zestal pro-situationistische studenten van de totale desinteresse van studenten in bestuurlijke studentenzaken. Het zestal nam in de studentenorganisatie verschillende posities in en togen naar de Parijse leden van de Internationale Situationniste (IS). Daar werd hen voorgesteld een algemene kritische tekst te publiceren over de situatie van studenten. De brochure die uiteindelijk verscheen droeg als titel: De la misère en milieu étudiant considérée sous ses aspects économique, politique, psychologique, sexuel et notamment intellectuel et de quelques moyens pour y remédier (Over armoede in het studentenmilieu, beschouwd vanuit economisch, politiek, psychologisch, seksueel en vooral intellectueel opzicht en enkele middelen om dit te verhelpen; in het Frans te raadplegen op Internet, klik HIER).
De brochure viel het hele systeem op de meest ongezouten manier aan en leidde tot veel bestuurlijk gekrakeel. Een schandaal was geboren. Het zorgde voor heel wat opschudding. Een tweede editie van de brochure van 10.000 exemplaren werd over het hele land verspreid. De agitatie werkte. In april 1967 leidde dit in Straatsburg tot confrontaties, wat andere universiteiten uit hun slaap haalde. In de periode januari-maart 1968 sloeg de agitatie over in Nanterre, waarna uiteindelijk ‘mei 68’ ontplofte. Wie de tekst ‘Over de armoede in het studentenmilieu’ leest, kan zelf opmaken dat in de zin van ‘beleving’ anarchisten en situationisten niet ver van elkaar afstaan. De afsluitende woorden van het artikel over het schandaal van Straatsburg in LMl wijzen erop:
‘Ziehier een geschrift om met spoed te lezen, niet alleen als een historisch product, maar meer als een appel om de kritiek op de kapitalistische maatschappij te delen en daarmee de weg te openen naar een sociale, libertaire en feestelijke revolutie. En ook om nieuwe vormen van protest te ontwikkelen’.
Situationisten en anarchisten: haat/liefde verhouding?
Het artikel van Patrick Schindler, dat in LMl volgt op het artikel over het schandaal van Straatsburg, gaat in op de relatie tussen situationisten en anarchisten voor en na mei 68. Hij behandelt drie boeken, drie eerste visies op de wat hij noemt de ‘mysterieuze verhouding’ tussen beide. Er mag namelijk niet worden vergeten dat de periode voorafgaand aan mei 68 wordt gemarkeerd door een wezenlijke en aanhoudende libertaire golf. Maar waarom hebben de ‘situs’ het ingezette contact afgebroken en zijn ze alleen door gegaan? Waarom zijn ze niet gezamenlijk met de ‘anars’ gefedereerd? Op die vragen is slechts een begin van een antwoord te geven en daarvoor gebruikt Schindler de drie genoemde boeken.
Het eerste boek waarop hij wijst, is dat van de dicht bij de situationistische kritiek staande Spaanse historicus en anarchistische theoreticus Miguel Amorós, Les situationnistes et anarchie (2012). Hij beschrijft hierin gedetailleerd en precies de banden die ontstaan tussen de libertaire ‘wereld’ en die van de situationisten voor de revolte van mei 68. Hoewel de ‘situs’ de fossiele anarchistische ideologie afwijzen, wekt de radicaliteit en de coherentie van de ‘situs’ een zekere sympathie in libertaire kringen op. We kwamen het contact tussen ‘anars’ en IS al tegen in het kader van de redactie van de brochure ‘Over de armoede in het studentenmilieu’. Deze geschiedenis wordt uit de doeken gedaan in een nieuwe publicatie van André Bertrand en André Schneider onder de titel Le scandale de Strasbourg à nu par ses célibataires même(2018). Het is het tweede boek dat Schindler aanwijst. Zoals we al zagen, vormde de Schandaal-brochure de prelude en het gist van de gebeurtenissen van mei 68.
Uit de samenvatting die Schindler verschaft omtrent relevante punten in de brochure en de waardering daarvan, blijkt dat de standpunten onder anarchisten scherp uiteenlopen (van ‘kwetsend’ tot ‘lof’). Het verschil in standpunt hangt mede samen met het onderscheid dat toentertijd binnen de anarchistische kring is te maken tussen de ‘oude garde’ en de ‘jonge aanhangers’. Het tijdschrift Monde libertaire en de Franse Anarchistische federatie maken moeilijke tijden door (de laatste wordt zelfs door splitsingen getroffen), leest men bij Schindler.
[De 28steseptember 1964 zal het honderd jaar geleden zijn dat wij de Internationale Situationiste oprichtte. Die begint eindelijk vorm te krijgen!]
Het derde boek is dat van de Franse filosoof en historicus Patrick Marcolini. Die heeft zich diepgaand met de situationistische beweging beziggehouden, mede blijkend uit het door Schindler opgevoerde boek, getiteld Le mouvement situationniste, Une histoire intellectuelle (2013). Het doel van Marcolini is een eind te maken aan een paradox die rond de situationistische beweging is ontstaan. Die paradox is zijn beroemdheid zonder dat men een flauw benul heeft van de theoretische basis van die beweging. Schindler komt dan tot de (voorlopige) conclusie dat het best jammer is dat de toenadering niet voor de gebeurtenissen van mei 68 is uitgebouwd. Ik denk dat Schindler hier nog wel op voort gaat borduren.
Situationistische kritiek op het kapitalisme
Ten behoeve van de discussie over de relatie anarchisten/situationisten heeft de Italiaanse ‘situs’ specialist, Gianfranco Marelli, op verzoek van LMl, een bijdrage geleverd voor de Mei 68 special over de kritische situationistische theorie. Dat is als derde stuk in het debat opgenomen. Hoewel Marelli een tamelijk ingewikkeld stuk heeft geschreven, is zijn uitgangspositie niet mis te verstaan: een onderzoek naar ‘Une vie de con’ (Een leven als kloothommel). De situationisten hebben hun kritische theorie in de loop van vijftien jaar (1957-1972) langzaam uitgewerkt door te vertrekken van een elementair en alledaags concept: de hedendaagse mens is door het actuele systeem van overheersing en uitbuiting gedwongen tot het leiden van een leven als kloothommel.
De enige bestaansreden in deze wereld volgt uit de opgelegde noodzakelijkheid handelswaar te produceren en te consumeren, waarmee de mens zichzelf terugbrengt tot geproduceerde en geconsumeerde handelswaar. Het kapitalisme heeft daarmee de werkelijkheid zelf getransformeerd. Het is tot het punt gekomen van totale ontkenning van de werkelijkheid en heeft er een wereldbeeld voor in de plaats gebracht waarin handelswaar niet meer alleen het product van arbeid is, maar tevens de enige productie van het leven is geworden. Daarmee zijn individuen gedwongen zich te (re)produceren als de meest waardevolle handelswaar voor het economische systeem – waardevol, want geen mensen, geen consumenten…en dat zou het systeem nekken. [En voor de volledigheid: waarom denkt u dat mensen alleen als ‘kostenpost’ gedacht kunnen worden, door werkgevers, door ziektekostenverzekeraars, door de politiek met het ‘voltooid leven’ concept: na een bepaalde leeftijd geen dure medicijnen meer, geen dure operaties meer. Om zo over mensen te kunnen denken, is een denkwereld nodig. Daarvan is het kapitalisme de voedingsbodem. De situationistische kritiek analyseert met een eigen ‘taal’ en eigen trefwoorden die voedingsbodem en denkwereld.]
Marelli werkt dit verder uit en uiteraard besteedt hij aandacht aan het concept ‘spektakel’ (een situationistisch trefwoord). Ik lichtte dat concept al elders toe aan de hand van de (neo)marxistische filosoof Anselm Jappe. Dat herhaal ik hier niet alleen omdat het naadloos aansluit bij het voorgaande, maar ik doe dat ook omdat eruit blijkt, dat anarchisten, situationisten en (vrijgemaakte) marxisten wat hun kritiek op het kapitalisme aangaat een gemeenschappelijke basis kunnen construeren.
Bij de term ‘spektakel’ wordt al snel gedacht aan iets van de media waar we wel naar kijken, maar buiten staan. Echter, we dienen steeds voor ogen te houden dat het spektakel waar de Franse situationist Guy Debord het over heeft niet beperkt blijft tot de media. Het heeft betrekking op elke levensvorm waarin er een structurele scheiding tussen actoren en toeschouwers, tussen organisatoren en georganiseerden optreedt. Het spektakel schuilt in de passiviteit van het merendeel van de mensen die zich ertoe beperken de beelden te beschouwen, in een brede betekenis, van het leven dat het economisch systeem hen verhindert echt te beleven. Dat is niet enkel het geval in de cinema maar ook in de politiek, waar we anderen laten ageren in onze plaats. Wij consumeren de waren niet voor hun gebruikswaarde maar voor het geluk dat ze op een bedrieglijke manier beloven. En zelfs kunst en cultuur doen niets anders dan ons passies en ‘situaties’ tonen die wij niet rechtstreeks beleven – niet omdat dit onmogelijk zou zijn maar omdat de kapitalistische economie ons verplicht ons leven door te brengen met werken en ons aan zijn vereisten aan te passen. Het spektakel betekent ‘vervreemding’ in de marxistische betekenis van het woord: een onbewuste projectie van collectieve menselijke krachten op een externe factor die heerst over de mensen die haar geschapen hebben. En in dit opzicht is de huidige maatschappij ongetwijfeld nog veel méér ‘spectaculair’ dan die van 1967 toen Debord’s De spektakelmaatschappij uitkwam.
Weet dat als u televisie kijkt dit tevens een activiteit is, waarbij u uw hersens ter beschikking stelt aan CocaCola – of welk andere (multinationaal) bedrijf. Het gaat niet om uw vertier, maar hun verdienste… Ik ben benieuwd hoe dit door Le Monde libertaire in gang gezette ‘Debat’ zijn voortgang krijgt.
Thom Holterman
Le Monde libertaire nr. 1795, mei 2018, 76 blz., prijs 4 euro.