Neoliberalisme Een Fascisme?
In het Belgische dagblad Le Soir van donderdag 3 maart 2016, publiceerde de Belgische juriste Manuela Cadelli, lid van de rechterlijke macht, tevens voorzitter van de Vakvereniging van magistraten in België, een artikel met als titel ‘ Het neoliberalisme is een fascisme’. Cadelli staat bekend als iemand die geen blad voor haar mond neemt. Vorig jaar bijvoorbeeld stelde zij de politisering van de Hoge Raad van Justitie aan de kaak, die juist was opgericht om de politisering te voorkomen. Nu valt zij het neoliberalisme aan dat door de Belgische regering van Charles Michel uitgedragen wordt.
(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde. Een Nederlandse vertaling van het stuk van Cadelli is te vinden op de website DeWereldMorgen)
Pierre Verhas heeft dit voor de website Le Grand Soir van 8 maart 2016 opgepakt. Zijn commentaar maakt duidelijk dat het stuk van Cadelli bij de aanhangers van hardline liberalisme in Franstalig België tot grote verontwaardiging heeft geleid. Hij gaat daarbij nadrukkelijk in op de verontwaardigde commentaren, waarvan er een aantal door hem wordt ontzenuwd.
Naast dat de titel van haar artikel ‘provocerend’ is te noemen, wat betoogt zo Cadelli eigenlijk? Het laat zich aldus samenvatten. Zij begint met een onderscheid te maken tussen liberalisme en neoliberalisme. Het liberalisme is als doctrine afgeleid van de Verlichting. Het doel ervan is ondermeer de staat op afstand te houden van de vrijheden van burgers. Het neoliberalisme negeert dit en maakt de staat dienstbaar voor de economie en de financiële wereld. Het is in die optiek een fascisme te noemen. Het onbepaalde lidwoord ‘een’ is hier bewust gebruikt, want er zijn meerdere soorten fascisme. Vervolgens somt Cadelli een reeks voorbeelden op van afgedwongen neoliberale maatregelen met financiële consequenties. Wat ik hieronder laat volgen is eerst mijn bewerking van het artikel van Manuele Cadelli omdat wat zij bespreekt ook de Nederlandse situatie raakt. Vervolgens voeg ik een samenvatting toe, die ik samenstelde uit mijn bespreking van het boek Partage ou Naufrage, dat voor een deel over het neoliberalisme handelt, van de Franse historicus en econoom Éric Stemmelen.
I Een totaal ‘economisme’
Cadelli zegt dat de tijd van het houden van oratorische inleidingen voorbij is. Het is voldoende om de zaken een naam te geven ter voorbereiding van een debat. Daarin spelen voor haar enkele termen een belangrijke rol. Eén: het liberalisme. Dat is een doctrine afgeleid van de Verlichting, zowel politiek als economisch, die tot doel had de staat op een zodanige afstand te houden als nodig is om de vrijheden en de ontwikkeling van de democratische emancipatie van burgers te respecteren. Het is de motor geweest van de komst en de ontwikkeling van de westerse democratieën. Twee: het neoliberalisme. Dat wordt hier opgevat als een totaal ‘economisme’. Het raakt namelijk elk gebied van onze samenleving en elk moment van ons tijdperk. Het is een extremisme. Daarom ook drie: het fascisme. Dat wordt hier omschreven als een totalitaire en nihilistische ideologie, die de onderwerping van alle onderdelen van de staat beoogt, gericht op het dienen van de belangen van een enkele kaste.
In het licht van het voorgaande betoogt Cadelli, dat het neoliberalisme een fascisme is. Het neoliberalisme streeft namelijk naar de onderwerping van democratische regeringen aan de economie (markt), maar dat niet alleen, ook moet ons denken ermee doortrokken raken (scholen en universiteiten houden zich daar vooral mee bezig). Op het moment dat de staat in dienst is gesteld van de economie en de financiële markten, handelt de staat als een onderworpene van een kaste. Daarmee is tegelijk het algemeen welzijn in gevaar gebracht. Dat is wat heden valt te constateren en waarvoor Cadelli een aantal observaties aandraagt.
Newspeak
In het neoliberale regime, zo is te observeren, dwongen en dwingen de nationale en internationale economische en financiële milieus bezuinigingen af. Dat is zodanig uitgegroeid tot een superieure waarde, dat daarmee de politiek wordt vervangen: het maakt dat het nastreven van publieke doelen een onbegonnen zaak is geworden. Het begrip publieke dienst is op het belachelijke af versmald.
Om dit als positief te verkopen wordt in het neoliberale regime de taal aangepast, een activiteit die George Orwell kundig in zijn roman 1984 heeft uitgewerkt. Elk totalitarisme kent een dergelijke perversie van de taal. Neoliberalen hebben met hun newspeak, zoals Orwell het noemde, de werkelijkheid weten te vervormen. Veel budgettaire bezuinigingsoperaties worden tegenwoordig dan ook onder de noemer van modernisering aan de man gebracht. Modernisering betekent bijvoorbeeld dat de minstbedeelden bepaalde vormen van gezondheidszorg niet meer kunnen betalen en dat zij zullen gaan afzien van een bezoek aan de tandarts. Dat heet dan: modernisering van de gezondheidszorg; voor bijvoorbeeld de sociale zekerheid geldt hetzelfde.
Rechtvaardigheid op spel
Het sociaal-darwinisme domineert in het neoliberale regime. Dit betekent: de sterkste overleeft, de zwakke heeft zijn verlies aan zichzelf te wijten. Het is dit nihilistische mensbeeld dat het neoliberalisme ons voorhoudt en dat sociale fundamenten heeft vernield: elk humanistisch uitgangspunt is gediskwalificeerd of geringschat. Het neoliberalisme pretendeert het monopolie op rationaliteit te hebben, wat Margaret Thatcher, een van de voorvechters van het neoliberalisme, in 1985 dreef tot de formulering: ‘Er is geen alternatief’. Al het andere is slechts utopie, redeloosheid en regressie.
De neoliberale ideologie concurreert met parlementaire wetten, waardoor de democratische kracht van de wet ontkend wordt. In het besef dat wetten het voorkomen van misbruik uitdragen, worden wetten en procedures door aanhangers van de neoliberale ideologie gezien als obstakels. Daarin ligt de reden om juist de wetten die het destructieve neoliberale economische handelen in de weg zitten, af te schaffen of af te breken (zoals het arbeidsrecht, sociaal verzekeringsrecht, milieurecht).
Een volgende stap van het neoliberale regime is volgens Cadelli het bemoeilijken van de toegang tot de rechter door het voor de rechtzoekende duurder te maken (in België: verhoogde griffierechten, verhoging van de kosten van juridische bijstand met 21%). Voortaan moet een slachtoffer dat herstel van onrecht en geleden schade zoekt, rijk zijn. Overigens ontsnapt de rechterlijke macht niet aan kritiek en destructieve maatregelen. Zij krijgt verweten dat zij ook dominante leden van de neoliberale kaste tot de orde roept. Inmiddels wordt de rechterlijke macht (in België; daar alleen?) financieel kort gehouden. Daar komt het volgende bij. De Grondwet verleent de rechterlijke macht onafhankelijkheid in het belang van de burger. Doel van de Grondwet op dit punt is, dat de rechterlijk macht haar rol van tegenmacht kan spelen. Het neoliberale project is gericht op afbraak daarvan: er zal (op den duur) niet langer rechtvaardigheid heersen in België, merkt Cadelli op.
‘Waarom zijn wij het altijd die de broekriem moeten aanhalen?’
‘Omdat wij bretels dragen’.
De heersende klasse schrijft soberheid voor aan de gewone burgers, welk voorschrift niet voor haar geldt. Wat dit betreft heeft de econoom Thomas Piketty deze situatie in zijn studie over de ongelijkheid en het kapitalisme in de eenentwintigste eeuw goed in beeld gebracht (Seuil, 2013). Ondanks de crisis van 2008 en ethische bezweringen die daarop volgden, zijn er geen maatregelen genomen om de financiële kaste aan banden te leggen en deze te onderwerpen aan de eisen van het algemeen welzijn. Wie betaalt de schade die zij veroorzaakt? Gewone mensen, u en ik.
[Bericht uit Engeland: Britse minister van Sociale Zaken stapt op om het bezuinigingsbeleid van de regering. De minister was furieus over plannen van zijn collega op Financiën, om te snijden in het persoonsgebonden budget voor gehandicapten terwijl hij de belasting voor de rijksten verlaagt; de Volkskrant van 19 maart 2016.]
Verzet nodig
Deze neoliberale context bedreigt ongetwijfeld de fundamenten van onze democratieën. Daar moet verzet tegen worden gemobiliseerd. Daarbij verwijst Cadelli naar de Italiaanse politiek filosoof Nicolas Machiavelli. Die spoorde 500 jaar geleden deugdzame mannen aan om op te staan tegen het lot en om, oog in oog met de tegenspoed, tot de actie over te gaan en bedachtzame moed te tonen. Des te tragischer de situatie is, zei hij, des te meer vraagt ze om actie en de weigering om ‘toe te geven’ (The Prince, Hoofdstuk XXV en XXVI).
Cadelli meent dat deze zienswijze zich opdringt in onze tijd waarin alles op een compromis lijkt. De vastberadenheid van burgers die gehecht zijn aan radicaliteit van de democratische waarden, is een bron van onschatbare waarde die zich nog niet heeft geopenbaard, althans (nog) niet in België; het is een inzetbaar potentieel en een kracht om te veranderen wat als onvermijdelijk wordt voorgesteld. Dankzij de sociale netwerken en het nemen van het woord, kan iedereen zich inzetten, met name in de openbare diensten, in de universiteiten en met de studenten, in de rechterlijke macht en de balie, om het algemeen welzijn en sociale rechtvaardigheid in het hart van het publieke debat te brengen en binnen de administratie van de staat en de gemeenschappen. Het neoliberalisme is een fascisme. Het moet worden bestreden en een algeheel humanisme moet worden hersteld, aldus en tot zover Manuela Cadelli.
II Het neoliberalisme in het licht van de dictatuur
Zoals ik aangaf zal ik hier een kort overzicht geven van de herkomst van het heersende neoliberale denken over markt en geld verdienen. Ik doe dat omdat de neoliberale tegenstanders van de Belgische juriste Cadelli hun verwijten buigen naar het liberalisme, terwijl Cadelli zich tegen het neoliberalisme verzet. Daarbij ga ik uit van het boek van de Franse historicus en econoom Éric Stemmelen, Partage ou naufrage, dat ik op Libertaire orde besprak. Daaraan ontleen ik het volgende.
De kern van het neoliberalisme waarover hierboven wordt gesproken, wordt uitgemaakt door drie reactionaire economen, te weten Ludwig von Mises (1881-1973), zijn leerling Friedrich von Hayek (1899-1992) en een latere leerling van Hayek, de econoom Milton Friedman (1912-2006). Alle drie hebben de mond vol over markteconomie die een magische werking heeft (zichzelf reguleren). Hun opvatting gaat er vanuit dat letterlijk alles een prijs heeft en dus te koop is.
De vrijheid waarover het drietal hoog opgeeft en wat hen zo dierbaar is, geldt alleen voor de rijken. In dat geval erkennen zij de noodzaak van het bestaan van de repressieve staat om pal te staan voor de bescherming van die kaste. Vrijheid beschermt door dictatuur is het recept. Het verwondert dan ook niet dat alweer een kleine halve eeuw geleden de VS van president Richard Nixon (president van 1969-1974) met behulp van de CIA, de dictator Augusto Pinochet per staatsgreep (september 1973) in Chili in het zadel hielp, waarna de Chicago-boys (Chileense economen die bij Milton Friedman in de leer waren geweest) een neoliberale economie opzetten in Chili.
Een aantal van de rijken die het drietal reactionaire economen van fondsen voor hun instituten heeft voorzien (of anderszins heeft geholpen, bijvoorbeeld voor het organiseren van symposia, etc.) had op verschillende wijzen banden met de nazi-partij in Duitsland (zoals de Amerikaan J.D. Rockefeller van de olie, zijn Nederlandse evenknie H. Deterding, de automagnaat Henry Ford: de laatste liet zich decoreren met het Groot-Kruis van de Duitse Adelaar vanwege zijn enthousiaste ondersteuning die hij verleende eerst aan de nazi-partij later aan de nazi-regering). De betekenis ervan is de volgende: de reactionaire economen zijn niet vies van onderdrukking van de massa. Wat zij prediken heeft het volgende als kern:
De economie moet zich vrij kunnen ontwikkelen. Het gaat om de vrijheid winst te maken die niet bedreigd mag worden door een oppositievoerende vakbeweging, door stakende arbeiders, door het bestaan en uitbreiding van sociale programma’s, door een programma van rechtvaardige verdeling (weg dus met al die ‘sociale verzekeringen’, sociale woningbouw, publieke scholen en ziekenhuizen, publieke diensten als water en stroomvoorziening). Het beste is het om dat te onderdrukken, af te voeren dan wel te privatiseren. Kortom, de economische vrijheid gaat dus heel wel samen met knechting, onderdrukking, dictatuur.
Cadelli kan dus worden bijgevallen als men bij Stemmelen het volgende leest: ‘Wat ‘neoliberalisme’ wordt genoemd, is niets anders dan een reactionaire geloofsbelijdenis; het betreft een (economische) optiek die vijandig staat met betrekking tot liberale beginselen. In Frankrijk gaat die optiek terug op de Franse econoom Turgot (1727-1781), die met zijn economische geloof binnen het ‘Ancien Regime’ (reactionair) stond en daarmee tegenover John Locke (1632-1704; liberalisme). Met andere woorden, als Mises het knechten van de arbeiders propageert en ongelijkheid als stimulans ziet, dan betreft het gewoon een adopteren van dwangmethodes en een antiliberale ongelijkheid, die een erfenis zijn van het feodalisme en gekarakteriseerd wordt door het fascisme (Mussolini). Van dit al werd nu juist in het liberalisme afstand genomen. Mises moet ook niets hebben van (parlementaire) democratie. Want, stel dat de massa’s ongelijk hebben, wie beslist er dan? Het politieke regime dat Mises in 1927 aanbeveelt, moet wel het fascisme zijn mag men aannemen, vanwege de beste intenties die het heeft, zoals eerder beschreven’ (geciteerd bij Stemmelen, p. 102, p. 172).
De term ‘neoliberalisme’ kon al eerder bedacht zijn, maar direct na het Walter Lippmann Symposium in 1938 (te Parijs) met deelnemers als Hayek en Mises werd de term geadopteerd door een deel van die groep voor het soort economie waarvan we nu weten dat het om destructief kapitalisme gaat, met een signatuur die anti-Verlichting en dus ook antiliberaal is. Vreemd is dat alles niet als men weet dat bijvoorbeeld de Franse filosoof Louis Rougier (1889-1982) de organisator en belangrijke woordvoerder was van het Walter Lippmann Symposium. Hij zal met het Vichy regime van Pétain (de met de Duitsers collaborerende Franse regering) samenwerken en na de Tweede Wereldoorlog zal hij voorzitter zijn van een ‘Comité tot verdediging van de herinnering van maarschalk Pétain’. Tevens zal hij zich aansluiten bij extreemrechtse groeperingen die tegen de OAS aanschurken…
Vervolgens zijn er andere drijvende krachten opgekomen die dit gedachtegoed gingen proclameren om het tot uitvoering te brengen. Tot die krachten behoort de in 1973 opgerichte ‘Trilaterale Commissie’ ( een private organisatie opgericht op initiatief van David Rockefeller – familie van J.D. Rockefeller). Deze club omvat enkele honderden privépersonen uit grote delen van de wereld, die tot doel hebben de politieke en economische samenwerking tussen Europa, Zuidoost-Azië en Noord-Amerika te bevorderen (een van de hedendaagse effecten is de discussie over het handelsakkoord TTIP). De Trilaterale Commissie is een ‘echte’ drijvende kracht. Zo nam ze in de klimaatkwestie op zich ‘te helpen de kosten te dramatiseren’.
Een van de consequenties van de Trilaterale Commissie vanaf 1975 is het tot ontwikkeling komen van een neerbuigend en hiërarchisch ‘gouvernance’ (een bestuursvorm die de democratie negeert). Het is vanaf ongeveer die tijd dat de ‘neoliberale doxa’ (opinie) gaat heersen legt de Franse historicus Roger Martelli uit (in een discussie met de Franse socioloog Jean-Pierre Le Goff; in Marianne van 18-24 maart 2016). In het kielzog van deze doxa zitten funeste consequenties als: deregulering, wegvallen van de publieke sfeer, afbraak van een doeltreffende herverdeling (groter worden kloof rijk/arm), bevordering van gouvernance.
Begrijpt men het neoliberalisme zoals dat zich in de laatste tientallen jaren heeft ontplooid, dan leert observatie dat ondermeer de volgende kenmerken daaraan niet vreemd zijn: antisocialistisch, antiliberaal, totalitair, oligarchische bestuursoptiek (newspeak: ‘gouvernance’), niet schuw voor dictatuur. De uitspraak ‘het neoliberalisme is een fascisme’, blijkt een te verdedigen these.