Ga naar de inhoud

“Het neoliberale project is nog niet gestopt”

Het
postmodernisme is op sterven na dood. Het neoliberale tijdperk, waar het
volgens David Harvey de culturele uitdrukking van was, is springlevend. De
'geograaf van de grote greep' ziet van Amerika tot China en het Frankrijk onder
Sarkozy een autoritaire, nationalistische variant opkomen.

 

11 min leestijd
Placeholder image

Interview
met geograaf David Harvey door Koen Haegens. Verscheen op 25 mei 2007 in
uitgave nr. 21 van De Groene Amsterdammer en werd met toestemming van het
weekblad op globalinfo gepubliceerd.

'De
wereldbank en het IMF zijn politiek én financieel nagenoeg failliet, er is
amper nog een politicus die zich neoliberaal durft te noemen en welke van de
snelst groeiende economieën verdient dat predikaat nu werkelijk? China staat
onder leiding van de Partij, Rusland van Poetin, in Brazilië wijst Lula's
sociaal-democratie de weg richting modernisering en in India hebben de
communisten van oudsher een stevige vinger in de pap.'

Toch
vindt de veel geciteerde geograaf en marxist David Harvey, vorige week kort op
bezoek in Nederland, het te vroeg om de doodsklok te luiden over het
neoliberalisme. 'Ik las pas geleden over de verkoop van een projectontwikkelaar
in China. Dat leverde de grootste aandeelhoudster zoveel geld op dat zij nu
rijker is dan Rupert Murdoch of George Soros. Het illustreert de aanhoudende
concentratie van rijkdom in landen als China en Mexico. En kijk eens naar de
stijgende topinkomens in de westerse wereld. Kortom: het ideologische masker,
zeg maar de retoriek over de vrije markt, is deels afgetrokken. Maar het
neoliberale project is nog niet gestopt.'

Dat
project draait om het herstellen van de financiële en politieke macht van
elites, betoogde Harvey in het in 2005 verschenen A Brief History of
Neoliberalism
. Die macht was in de jaren zeventig ernstig beknot onder wat
Harvey het systeem van 'embedded liberalism' noemt. Kenmerken daarvan zijn
omvangrijke staatsinvesteringen, progressieve belastingen en een grote publieke
sector. 'Neoliberalisme draait daarentegen om privatiseringen. Zo worden nieuwe
terreinen ontgonnen voor ondernemers om winst te maken. Denk aan de
watervoorziening in Buenos Aires of de sociale woningbouw in Groot-Brittannië.'

Het is
eigenlijk een uitwerking van de hoofdstukken over economie in zijn bestseller
The Condition of Postmodernity uit 1990. Daarin probeerde Harvey aan de hand
van tal van voorbeelden uit de architectuur, stadssociologie en schilderkunst
aan te tonen dat het postmodernisme de culturele vorm was behorend bij het
neoliberale tijdperk. Net als in de productie, op de werkplek, kwamen vanaf de
jaren zeventig ook in de cultuur ideeën over decentralisatie, flexibiliteit en
individualisering centraal te staan. Het enige grote verhaal dat restte, was
dat alles relatief is. Een modernistische film als Citizen Kane ging nog om het
ontrafelen van een mysterie en de zoektocht naar een grotere waarheid. Het
gefragmenteerde, schizofrene karakter van de wereld in postmoderne films als
Eternal Sunshine of the Spotless Mind of Vanilla Sky maakt dat onmogelijk.

Maar
van die postmoderne cultuur ziet Harvey de laatste tijd weinig meer. 'Op
intellectueel vlak zijn de meeste mensen als het ware door het postmodernisme gegaan
en er aan de andere kant weer uitgekomen. Ik zie op de universiteit minder
nervositeit over totaliserende discoursen, ook bij studenten die veel doen met
Foucault, Deleuze of Derrida. Maar op het vlak van architectuur en de stad zie
ik niets meer wat duidt op een nieuwe manier van denken. Het is louter
commercieel, bedoeld om de markt te bevredigen. Ik was onlangs zijdelings
betrokken bij een tentoonstelling in het Museum of Modern Art. Het thema was de
suburbanisering van de stad. Het ging letterlijk over het aanleggen van
grasvelden rond stadscentra. En dat zou een antwoord zijn op het
milieuvraagstuk! Ik heb niets tegen een park in het centrum van Chicago, maar
het schudt niets op, het pacificeert. Er wordt nauwelijks nagedacht over de
stad als geheel. Ik denk niet dat het postmodernisme helemaal voorbij is, maar
het is verdwaald geraakt op de markt, erin opgegaan. Misschien mis ik iets,
maar ik zie niemand grote postmodernistische traktaten schrijven. Die mensen
voeren gewoon leuke projectjes uit.'

Waar
het postmodernisme haast vergeten lijkt, is het neoliberalisme alive and
kicking
. Wat niet wil zeggen dat er niets verandert. David Harvey: 'In de
Verenigde Staten heeft een verschuiving plaatsgevonden van neoliberalisme naar
neoconservatisme. Ook iemand als Sarkozy in Frankrijk lijkt me daar een
voorbeeld van. De autoritaire, nationalistische varianten van het
neoliberalisme winnen dus aan kracht. Ze vertonen bovendien onderling steeds
meer gelijkenis. Van China tot de VS groeien ze naar elkaar toe.'

Het is
niet de eerste keer dat het neoliberalisme zijn autoritaire gezicht toont,
meent Harvey. 'Neem Chili. De Chileense burgerij werd in de jaren zeventig
serieus bedreigd door de regering Allende en wilde haar daarom omverwerpen. Een
eigen economisch beleid had zij op dat moment niet. Nu was er aan de katholieke
universiteit een groep professoren, getraind in het neoliberale denken aan de
universiteit van Chicago onder Milton Friedman. De zakenmensen raakten met hen
in gesprek en van het een kwam het ander. Maar het duurde nog twee jaar voordat
Pinochet en de rest overtuigd waren van het neoliberale model. Aanvankelijk had
een junta de leiding over de coup en de generaal van de luchtmacht was een
keynesiaan. Enfin, vanaf 1975 probeerden ze het. Het neoliberalisme werkte zo'n
zes jaar lang geweldig voor de elite. Toen stortte de boel in elkaar. Vanaf dat
moment koos Chili voor een pragmatische koers, samengesteld uit onderdelen van
het neoliberale beleid die wel werkten. Thatchers pure neoliberale beleid,
zoals zij dat uitvoerde tijdens haar eerste regeerperiode, was trouwens evenmin
succesvol. Het was enkel vanwege de Falklandoorlog en het oplevende
nationalisme dat ze werd herkozen. Daarna werd ook zij een pragmatische
neoliberaal.'

Tussen
de zuivere theorie van het neoliberalisme met zijn mooie ideeën over vrijheid,
zoals voorgestaan door Friedman en Hayek, en de praktijk zit een wereld van
verschil. Het reëel existerende neoliberalisme heeft volgens Harvey vooral tot
doel een gunstig ondernemingsklimaat te creëren. 'Bedrijven willen kunnen doen
en laten wat ze willen, zonder bemoeienis van de staat. Tenzij het misgaat
natuurlijk. In 1997 ging een groot Amerikaans hedgefonds, Long-Term Capital
Management, bankroet. Op zo'n moment moet de staat de troep komen opruimen. De
staat is dus niet verdwenen onder het neoliberalisme; hij is misschien wel
belangrijker geworden.' De opkomst van China is in dat opzicht een interessant
voorbeeld. Harvey: 'De Chinese regering vaardigt centraal een decreet uit, bijvoorbeeld
over het toestaan van buitenlandse investeringen. Vervolgens kijkt ze rustig
toe hoe de lokale overheden daarmee omgaan. De gemeenten buitelen over elkaar
heen met voordeeltjes om de bedrijven binnen hun grenzen te halen. Zo creëer je
concurrentie tussen gemeenten en internaliseer je competitie. Het is ook nog
eens een vorm van trial and error. Die werkwijze heeft de afgelopen decennia
een enorme dynamiek aan de Chinese economie gegeven. Het is een slimme manier
om een gecentraliseerde organisatie te leiden: door te decentraliseren. Die
filosofie, die je ook terugziet in de onderlinge concurrentie tussen de
"creatieve" steden en bij veel moderne bedrijven die werken met
projectgroepen, gaat terug tot in de jaren twintig. General Motors had financiële
problemen, maar wist niet waar het verlies gemaakt werd en waar de winst. Dus
organiseerde het management een gedecentraliseerde structuur om uit te vinden
welk onderdeel geld verloor. De Chinezen doen hetzelfde op staatsniveau.'

Het
levert China jaar in jaar uit mooie groeicijfers op. Maar zulke succesverhalen
verhullen volgens Harvey dat het neoliberalisme enkel werkt op het gebied van
herverdeling van rijkdom. Van arm naar rijk welteverstaan. Langdurige
wereldwijde economische groei is sinds de jaren zeventig niet bereikt. David
Harvey
: 'Natuurlijk, er is altijd wel ergens een land dat het op dit moment
goed doet. In de jaren tachtig was het Japan. Alle andere landen dachten dat
als ze Japanse productietechnieken zouden doorvoeren, het goed zou komen. In de
jaren negentig, nadat de Japanse economie was ingestort, werden de VS het grote
voorbeeld en kreeg je overal kopieën van Silicon Valley. En nu is het weer
China.'

Die
'oneven geografische ontwikkeling', zoals Harvey het noemt, is van levensbelang
voor de economie. 'Dat mechanisme maakt ons wijs dat het kapitalisme werkt. Je
kunt altijd ergens naar wijzen waar het goed gaat, ook al si het in het
grootste deel van de wereld, in Afrika, Latijns-Amerika of delen van Azië, een
grote rotzooi. Tijdens de crisis van de jaren dertig en in 1973 stortte alles
op hetzelfde moment in. De laatste decennia zijn er ook grote financiële
crises, bijvoorbeeld in Argentinië en die in Azië in 1997, maar het kapitaal
kon telkens naar een veilige haven vluchten.'

Dat
houdt een keer op, denkt Harvey. 'Ik zie niet in hoe de financiële sector op de
huidige wijze door kan gaan. Neem alle nieuwe speculatieve markten die sinds
begin jaren negentig zijn geopend – in derivaten, toekomstige rente, verwachte
wisselkoersen. Op die markten circuleerden het afgelopen jaar in totaal honderd
biljoen dollar. Als je het bruto binnenlands product van Canada, de VS, Europa,
Japan en China bij elkaar optelt, kom je op iets van 32 biljoen dollar. Dat is
toch idioot! Natuurlijk, bij zo'n vergelijking zijn allerlei kanttekeningen te
maken. Maar het zijn fictieve markten en die kunnen uiteenspatten. Hedgefondsen
zouden erop uit zijn risico's te spreiden, maar ze lijken ze eerder op te
stapelen.'

Vandaar
de opmerking uit zijn mond dat de kapitalisten gebaat zouden zijn bij
sociaal-democratie? Harvey, grinnikend: 'Je moet begrijpen dat dit me politiek
in een lastige positie brengt. Maar inderdaad, ik maak me zorgen over een grote
crash. Het zullen niet de rijken zijn die dat het hardste voelen – in de jaren
dertig sprongen er op Wall Street een paar uit het raam, maar voor de meesten
ging het leven gewoon door. De getroffenen zijn de mensen die toch al op het
randje zitten. Daartoe behoren op dit moment ook grote delen van de
middenklasse, mensen zoals jij en ik. Ik ben dus niet iemand die zich in de
handen wrijft over de naderende ineenstorting van het systeem.
Sociaal-democratische maatregelen zouden de economie enigszins stabiliseren en
in ieder geval een crisis zoals in de jaren dertig kunnen voorkomen. Maar
linkse politiek moet er wat mij betreft om gaan een echt alternatief te vinden
voor het kapitalisme.'

Die
alternatieven lijken op dit moment ver weg. In een variatie op Richard Nixons
'we are all Keynesians now', schreef Harvey eerder dat we allemaal neoliberalen
zijn geworden. 'Het is wonderlijk hoe hardnekkig sommige denkwijzen zijn', legt
hij uit. 'Het heeft iets weg van wat Foucault het fascisme in ons hoofd noemt.
Neen de acceptatie van het idee van persoonlijke verantwoordelijkheid en de
afkeer van iedere vorm van staatsbemoeienis. Tot op zekere hoogte heb ik daar
begrip voor. De wijze waarop de staat vroeger in de levens van mensen
intervenieerde, was zeer problematisch. Maar het huidige verzet tegen het
neoliberalisme gaat er vaak van uit dat het overnemen van de staatsmacht in het
geheel niet van belang is. Dat heeft mede te maken met de dominante positie van
anarchistisch links binnen een beweging als die voor een andere globalisering.
Het anarchisme is eigenlijk een overdreven versie van het postmodernisme. De
anarchistische afkeer van de staat en zijn strategieën van gefragmenteerde
actie passen keurig binnen het postmoderne verhaal dat we niet meer moeten
nadenken over een alomvattend discours. Vanuit het oogpunt van de staatsmacht
is dat prima. De oppositie laat de staat met rust en die kan rustig doorgaan
met het scheppen van een gunstig ondernemingsklimaat. Ik snap dat niet. Zelfs
de Zapatistas, die in deze kringen als voorbeeld gelden, hebben een soort staat
gecreëerd, in ieder geval instituties. En hoe wil je problemen rond
klimaatopwarming aanpakken zonder iets wat op z'n minst lijkt op een staat?'

Naast
zelfverkozen fragmentatie is er het probleem dat het verzet tegen het
neoliberalisme daadwerkelijk plaatsvindt op heel verschillende gebieden, niet
alleen geografisch maar ook thematisch. Te lang heeft links volgens Harvey
enkel gekeken naar wat hij noemt 'accumulatie door loonarbeid', de klassieke
fabrieksarbeiders in blauwe overal dus. Onder het neoliberalisme is een andere
vorm van geld verdienen opgekomen. Of beter; terug van weggeweest. Het is wat
Marx 'primitieve accumulatie' noemde – het door middel van roof, bedrog en
geweld bij elkaar schrapen van de eerste centen door de opkomende klasse van
kapitalisten. In plaats van iets wat definitief tot het verleden behoort, is
die 'accumulatie door onteigening' een van de centrale kenmerken van het
neoliberalisme, zo luidt de stelling van Harvey. En niet alleen in het Rusland
van de oligarchen van de jaren negentig. 'Het neoliberalisme verdient geld door
boeren van hun grond te verjagen, door publieke eigendommen en kennis te
patenteren, maar ook door de privatisering en afbraak van gezondheidszorg, het
onderwijs of het pensioenstelsel. Een belangrijk deel van het verzet tegen het
neoliberalisme houdt zich daarmee bezig en niet met loonarbeid, zoals vakbonden
doen. Dat zijn gefragmenteerde gevechten. Ons collectieve probleem is hoe dat
alles samen te laten gaan. En nee, dat gaat niet vanzelf, zoals veel mensen,
bijvoorbeeld in de globaliseringsbeweging, wel eens lijken te denken.'