Vluchtelingen-newspeak van Europa
‘Excellently written, very sad and devastating. It would be important if responsible people could read it and draw conclusions.’ Dat schreef de betreurde Ryszard Kapuscinski over Polmans ‘k Zag twee beren’. Ik wil hier dat eresaluut graag herhalen, want ook ‘Niemand wil ze hebben’ is een aan de ribben plakkend Linda Polman-boek. Ik vrees echter dat ‘responsible people’ dit soort boeken niet zullen lezen. Zoals wel vaker zal de boodschap aan de verkeerde ribben blijven plakken. Ik hoop tegen beter weten in dat ik verkeerd ben.
(Door Walter Lothens, oorspronkelijk verschenen op DeWereldMorgen)
De Nederlandse journaliste Linda Polman is met Niemand wil ze hebben niet aan haar proefstuk toe. Zij schrijft niet alleen indringende reportages voor de Volkskrant, NRC Handelsblad, The Guardian en The Times, maar op geregelde tijdstippen verschijnen er ook boeken van haar die beklijven. De varende stad (1991), Bot Pippel (1993), De crisiskaravaan, achter de schermen van de noodhulpindustrie (2008) en ‘k Zag twee beren (1997) dat in het Engels als We did Nothing vertaald werd. Vooral dat laatste boek dat over de achterkant van de VN-Vredesmissies gaat, is een fameuze ribbenplakker.
Ik herinner me dat ik nu en dan niet verder kon lezen door haar beschrijving van onvoorstelbare situaties. De journaliste werpt een zeer zware knuppel in dat hoenderhok vol misère waar hulporganisaties elkaar bij tijden verdringen.
Als freelancer verbleef Polman lange tijd in het Zuiden van deze planeet – voornamelijk Afrika – waar zij vaak getuige was van het optreden van internationale instellingen en ngo’s, niet als embedded journaliste om op de fraaie dingen te wijzen, maar ook om op de ‘achterkant’ van vele interventies te wijzen. Dat doet ze ook nu weer in Niemand wil ze hebben waarin zij de vluchtelingenpolitiek van Europa ongenadig fileert. Het is andermaal een felle én goed onderbouwde aanklacht van een furieuze verslaggever geworden.
Het troebel water van Evian
‘Keiner will sie haben’, staat er triomfantelijk op de cover van het boek die uit een krantencollage bestaat van 12 juli 1938. Het was een reactie van de Duitse nazi-gezinde pers op de conferentie van de westerse landen in het luxueuze kuuroord waar zeer vrijblijvend over het lot van de Joden werd gesproken. Het Duitse krantencommentaar luidde: ‘Ze druipen van medeleven voor die arme, getergde mensen, maar blijven hard en onbuigzaam als het om helpen gaat.’ Volgens Polman hadden de notulen van de Evian Conferentie net zo goed tachtig jaar na dato, nu dus, geschreven kunnen zijn. Het thema dat als een rode draad door de samenkomst zou lopen: NIMBY, niet in mijn achtertuin.’ (p. 23)
Daarmee is de inhoud en tevens de kritische toon van dit boek gezet. Polman schetst een niet zo fraai beeld van ‘meer van hetzelfde’. Tachtig jaar vluchtelingenbeleid is niet meer dan het deuntje l’histoire se répète. Alleen zijn de Joden in dit bericht de ‘vluchtelingen’ geworden, maar de conclusie is dezelfde: niemand wil ze hebben.
Nooit meer?
Om die stelling te onderbouwen trekt Polman op reis, onderweg puttend uit eigen onderzoek, veldwerk, ontmoetingen en gesprekken, die zij onderverdeelt in drie hoofdstukken. ‘De Koude Oorlog’, ‘De Europese Unie in de jaren negentig’ en – het langste – ‘De Europese Unie nu’. In ‘De Koude Oorlog’ stelt zij dat het antisemitisme na de oorlog al net even wijdverspreid was als ervoor en tijdens, zowel onder Europeanen als onder de intercontinentale bevrijders. Als voorbeeld verwijst zij even naar de Amerikaanse oorlogsheld generaal Georges Patton die de Joden die hij her en der in Duitse kampen levend aantrof als ‘lower than animals’ bestempelde.
Het VN-vluchtelingenverdrag dat in 1951 na veel gehakketak aan het Meer van Genève werd afgesloten, is in de annalen van het Europese vluchtelingenbeleid bijgeschreven als het hoopvolle begin van een tijdperk van ‘nooit meer’ maar het heeft die doelstellingen nooit kunnen waarmaken. De UNHCR die daaruit geboren werd, heeft daarvoor veel te korte beentjes meegekregen. Polman spreekt met veel sympathie over de pogingen van de Nederlander Gerrit Jan van Heuven Goedhart, de eerste Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, die zeer zwaar teleurgesteld was in de onwil van de donorregeringen om vluchtelingen op te nemen alsook over hun financiële verwaarlozing van de vluchtelingenorganisatie.
In de jaren negentig en zeker vanaf het ontstaan van de EU in 1993 werd een gezamenlijk Europees buitenland- en veiligheidsbeleid uitgestippeld dat met de jaren almaar strenger is geworden. De twee pijlers onder het vluchtelingenbeleid waren en zijn nog steeds inkapseling in kampen en enclaves én repatriëring. Daarvoor werden ‘blauwhelmissies’ ingezet die ‘militair-humanistische interventies moesten doen – denk maar aan ex-Joegoslavië, Rwanda, Somalië, Rohingya’s, Sahrawi en ga zo maar door – met veel te weinig militaire bevoegdheden en financiële middelen.
Europa, de dealmaker
In ‘Europa nu’, het langste en naar mijn smaak ook het meest boeiende deel van dit boek, laat Polman met heel veel (terrein)kennis van zaken zien dat de vluchtelingenpolitiek van Europa steeds meer begint te lijken op een politieke koehandel waarin deals worden afgesloten met vaak zeer repressieve regimes die de angst van Europa om zogezegd overspoeld te raken aangrijpen om chantage te plegen. Dat wordt overvloedig geïllustreerd in hoofdstuk 10 met de sprekende titel ‘Bungabunga met de bondgenoten: Europa de dealmaker’. Polman legt de deal met Ethiopië, met Somalië, met de Maghreb-landen, met de Soedanese genocidepleger, met het Turkije van Erdogan en met het Libië tijdens en na Khadaffi.
Een van de meest tragische deals die Europa afsloot is de deal met de koning van Marokko waarvan de Sahrawi, de oorspronkelijke bevolking van de Westelijke Sahara, het slachtoffer zijn. De lijdensweg van dat ‘vergeten volk’ begon in 1975 toen Spanje zich terugtrok uit de Westelijke Sahara.
Marokko maakte aanspraak op het gebied, maar verloor in 1975 de zaak voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Het Hof erkende het recht van de lokale bevolking op zelfbestuur van hun Westelijke Sahara. Marokko legde die uitspraak naast zich neer. Het Marokkaanse leger viel de Westelijke Sahara binnen en brandde Sahrawi-dorpen plat. De meeste Sahrawi vluchtten naar UNHRC-kampen bij Tindouf, in het zuiden van Algerije van waaruit het Polisariofront terugvocht. Het tragische is dat de Sahrawi het internationaal erkende gelijk aan hun kant hebben, maar dat ze daarmee hun land niet terug krijgen.
Inmiddels zijn de Sahrawi meer dan honderd VN-Veiligheidsraadsresolutie over de Westelijke Sahara verder en is alle hoop dat er ooit nog een referendum zou plaatsvinden, verzwonden. Zeker na de deal die Marokko en de EU in 2012 afsloten: in ruil voor Marokko’s bondgenootschap in de strijd tegen migratie erkent de EU de soevereiniteit van Marokko over de Westelijke Sahara. De EU tekende en ‘vergat’ de uitspraak van het Europees Gerechtshof. Zoals de EU door de knieën gaat voor de chantage van Turkije om vluchtelingen op te vangen doet ze dat ook voor Marokko. Dat heet dan ‘War against Migration’.
De grote sterkte van dit boek is dat Polman zowel de groothoek- als de telelens hanteert. Ze zoemt in zowel op de structurele oorzaken en de politieke vertakkingen en schijnbewegingen als op de heel concrete misère waarmee zij op het terrein geconfronteerd wordt. Zo eindigt zij dit deel met een hoofdstuk ‘Epicentrum Lesbos’, waarin zij de ‘ontmoeting’ beschrijft tussen twee parallelle universums: dat van de toeristen en hun paradijselijke vakantie en dat van de vluchtelingen die naast hun ligstoelen in gammele bootjes aan land komen.
Modern migratie-idioom
Na de presentatie van die harde feiten die op een handige manier geframed worden als bijvoorbeeld ‘humanitaire interventies’ en die zo op een geruststellende manier de taal binnensluipen, brengt Linda Polman een alfabetische lijst bij elkaar van begrippen die zij analyseert op haar ideologische inhoud. Taal kan een gevaarlijk wapen zijn om het nieuwe normaal te legitimeren.
Vandaar dat de journaliste Polman ook even een taalanalytica wordt die, zoals een Jan Blommaert, onderzoekt hoe versluierend of hetzerig taalgebruik het denken van mensen kan vervuilen. Het overvloedig gebruik van watermetaforen is er daar een van. Ineens ontstaan er ‘stuwmeren’ van vluchtelingen, ‘migratievloedgolven’, ‘brekende dijken’, maar ook ‘asielgolven’ die mee in de hand werken dat vele mensen een compleet vertekend beeld van de werkelijkheid krijgen.
Zo merkt Polman op dat EU-volken denken dat er veel meer moslims in hun land wonen dan in werkelijkheid het geval is (Fransen denken dat het 31 procent is in plaats van 7,5, Belgen en Italianen denken dat het 20 procent is in plaats van respectievelijk 7 en 3,7 procent. En wat gedacht van politici die ‘Gutmenschen’ als begrip lanceren waarmee ze dan ‘linksdrammende, vluchtelingenknuffelaars’ bedoelen? etc. etc.)
Ribbenplakkend
In 1937 zwierf de St. Louis de wereld over op zoek naar een veilige plek voor de 937 Joodse vluchtelingen uit Duitsland aan boord. Vandaag varen reddingsschepen zoals de ‘Aquarius’ met vluchtelingen en migranten van haven naar haven over de Middellandse Zee. Ze zijn nergens welkom. Niemand wil ze hebben. Nog steeds.
‘Excellently written, very sad and devastating. It would be important if responsible people could read it and draw conclusions.’ Dat schreef de betreurde Ryszard Kapuscinski over Polmans ‘’k Zag twee beren’. Ik wil hier dat eresaluut graag herhalen, want ook ‘Niemand wil ze hebben’ is een aan de ribben plakkend Linda Polman-boek. Ik vrees echter dat responsible people dit soort boeken niet zullen lezen. Zoals wel vaker zal de boodschap aan de verkeerde ribben blijven plakken. Ik hoop tegen beter weten in dat ik verkeerd ben.
Linda Polman, ‘Niemand wil ze hebben, Europa en haar vluchtelingen.’ Uitgeverij Jurgen Maes, Amsterdam, 2019, 279 blz. ISBN 9789491921537, prijs: 22,50 euro