Ga naar de inhoud

Vormen Van Onderdrukking Opnieuw Overdenken?

De kwestie die in bovenstaande vraagstelling zit, wordt uitvoerig behandeld in het nieuwe nummer van het Franse anarchistische en studieuze halfjaarlijkse tijdschrift Réfractions (nr. 39, herfst 2017). Wat het actualiseren van libertaire ideeën betreft, wordt door een van de auteurs, Philippe Corcuff, gesteld dat dit werk zich met name concentreert in dat tijdschrift.

9 min leestijd

(Door Thom Holterman, oorspronkelijk verschenen op Libertaire Orde)

Het lijkt me wat pretentieus, maar goed. Elders in deze aflevering vindt men nog de opmerking dat libertaire uitgaven zich wel blijven vermenigvuldigen, maar het gaat echter vooral om heruitgaven van historische teksten. Daaraan wordt toegevoegd dat boeken die interesse wekken voor de actuele anarchistische gedachte, voor haar ontwikkeling en voor de onopgeloste kwesties binnen het anarchisme, zeldzaam zijn. De wereld verandert. En het anarchisme? Volgens Corcuff zet het blijven hangen in het verleden een sterke rem op de actualisering van libertaire ideeën. Dit alles maakt nieuwsgierig naar de inhoud van het nieuwe nummer van Réfractions. Lukt het de auteurs de bedoelde verandering te presenteren, al was het maar partieel?

Semantisch veld

De wijze waarop de redactiecommissie van Réfractions de behandeling van de vraagstelling ‘De vormen van onderdrukking her-overdenken?’ heeft laten plaatsvinden, vind ik niet gelukkig. De overmaat van artikelen waarin de auteurs laten zien hoe knap zij zijn, is te groot. De toegankelijkheid van de artikelen is, op enkele uitzonderingen na, daardoor minimaal. En wat als conclusie verschijnt, staat daarmee in schril contrast: indien gepresenteerde conclusies als antwoorden op de vraagstelling mogen gelden, leveren ze veelal op wat we al wisten. De behandeling van de vraagstelling heeft dus in een kringetje rondgedraaid. Wat ik daarmee bedoel is al met het eerste artikel in de reeks te verduidelijken.

Na een verhandeling onder de titel ‘Over de erkenning van de zwakken naar de autonomie van de sterken’ concludeert Edouard Jourdain: ‘Nadat individuen of groepen individuen hun wrok achter zich hebben gelaten en hun autonomie bevestigen door elkaar als ‘onder gelijken’ te erkennen, kunnen zij langs die weg tot een gezamenlijke en pluralistische politiek besluiten. [..] Dit is het perspectief voor een voorstelbare oriëntatie om een egalitaire en libertaire maatschappij te overwegen’. Gelet op de bewoording die Jourdain hier kiest, gebruikt hij onbetwistbaar termen die met het semantisch veld van anarchie corresponderen (semantiek=leer van de betekenis van termen en symbolen). Hij heeft dit punt mede bereikt onder verwijzing naar de Grieks-Franse filosoof Cornelisus Castoriadis. Met die verwijzing is niets mis, alleen betreft het een reeds gekende visie. Waartoe heeft het her-overdenken dus geleid? Tot een zienswijze, een oriëntatie, een perspectief en een terminologie die al vele decennia lang elementen van het libertaire denken vormen.

Intersectionaliteit

Hoe verschillend overigens bepaalde overwegingen en begrijpelijkheid van een tekst kunnen worden gewaardeerd, blijkt uit het tweede en derde artikel. Beide gaan over ‘intersectionaliteit’. Eerst is Irène Pereira aan de beurt met een artikel getiteld ‘Intersectionaliteit, het feminisme op het kruispunt van strijd’. Intersectionaliteit situeert kruislings overheersing vanwege sekse, ras en sociale klasse. Het nut van de zienswijze wordt door Pereira gezien in het feit dat er een feministisch perspectief mee te bezorgen is, dat in eenzelfde kader verschillende sociale bewegingen op een niet-hegemoniale manier met elkaar in relatie brengt. De term intersectionaliteit is eind jaren 1980 ontwikkeld door een Amerikaanse juriste ten behoeve van de juridische strijd in de Amerikaanse samenleving. Is deze (juridische) actieterm van belang op het theoretisch niveau van denken? Ik heb de indruk dat Pereira meent van wel, maar zeker weet ik het niet want ik ben in haar artikel op enig moment verdwaald.

Gelukkig is daar Monique Rouillé-Boireau die met haar artikel reageert op Pereira. Zij geeft haar bijdrage de titel mee: ‘Intersectionaliteit: een idee dat in de mode is?’. Ze vraagt zich af wat hier ‘nieuw’ (echt of verondersteld) is aan het kruislings plaatsen van categorieën en hun effecten. Na het geven van een aantal overwegingen merkt zij op dat het idee van het kruisen van vormen van dominantie om ze beter te kunnen overdenken en om zich van dominantie te bevrijden een mooi idee is…maar in feite niets nieuws is. Zij geeft aan dat in de anarchistische beweging in de jaren 1968-1970 er een libertaire stroming bestond, die vanuit eenzelfde intentie werkte. Dan verwijst zij nog naar een auteur, die opmerkt dat voor Frankrijk het denken in termen van intersectionaliteit een kwestie van her-actualiseren, van opnieuw zichtbaar maken van theorieën en concepten is. Verder komt zij terug op de vraag waarom men zich zou beperken tot de drie variabelen: sekse, ras, sociale klasse. En de gehandicapten? Domineren gezonde mensen niet de gehandicapten? Zo kun je doorgaan.

Laten we wel zijn, zegt Rouillé-Boireau even later: de feministische bewegingen hebben altijd gestreden tegen het patriarchaat en tegen bijzondere vormen die in elke cultuur voorkomen. De strijd tegen besnijdenis of polygamie was niet eerst een westerse strijd, maar werd onderdeel van de strijd tegen seksueel geweld en dat werd weer gedeeld met zwarte feministische collectieven. Tenslotte strijkt Rouillé-Boireau neer bij beginselen van gelijkheid, vrijheid en waardigheid van allen. Want in deze beginselen vindt men wat op de socio-historische beperkingen bevochten moet worden. Kortom, hier wordt intersectionaliteit niet ontkend, maar als een modebegrip op zijn plaats gezet.

Ongelooflijk

Het op deze discussie volgende artikel van Erwan Sommeren gaat over politieke identiteit. Het kent als brandpunt de poststructuralistische theorie. Ik moet aannemen dat in die theorie het anarchistische subject, gedefinieerd door zijn vermogen tot individuele soevereiniteit, in tegenstelling staat met iets. Maar met wat dat is, moet ik bekennen, begrijp ik niet. En daar zit ik dan met twee door Sommeren geciteerde auteurs die hij in het kader van zijn betoog opvoert: (1) Ernesto Laclau (die ons via het poststructuralisme een geavanceerde versie geeft van het gebiedend voorschrift van de autonomie) en (2) Alain Badiou, geboren 1937, een oude rot dus in wat? In iets wat Sommeren niet aanstaat, reden waarom hij hem nadrukkelijk af serveert (en terecht). Maar hoe haal je het überhaupt in je hoofd om te denken, dat een verdediger van het stalinisme, het maoïsme en de Rode Kmer, alle drie goed voor tientallen miljoenen gemartelde en gedode mensen, op te nemen in een beschouwen over libertair denken? Omdat deze Badiou onder meer in 1993 een boek geschreven heeft onder titel L’éthique? Deze figuur heeft pas in 2012 zijn spijt betuigd voor zijn enthousiasme in de jaren 1970 getoond voor de overwinning van de Rode Kmer. Wat heeft die over ethiek mee te delen dat ons kan interesseren? Ongelooflijk bij elkaar.

Veelfrontenstrategie

Het vijfde artikel is van de hand van Daniel Colson. Hij schrijft over ‘Anarchisme en emanciperend pluralisme’. Zijn uitgangspunt is het feit dat het (klassieke) anarchisme in de 19de en vroeg 20ste eeuw vooral een ‘arbeiders’-anarchisme was en daarmee een onderdeel vormde van een brede revolutionaire en internationale socialistische beweging. Globaal genomen betrof het één revolutionair subject waaruit sociale beweging bestond, de arbeidersklasse met zijn arbeidersstrijd. Al vroeg hebben anarchisten de strijd veel ruimer opgevat, zo betoogt Colson terecht. Hij werkt dit uit – in de tijd gezet van toen naar heden – in de richting van een ‘emanciperend pluralisme’. Hij verschaft, na een analyse van het optreden van Bakoenin en het denken van Proudhon, een serie activistische Franse bewegingen van de jaren na 1968 tot half jaren 1990. Uit de combinatie van verschijnselen die deze compilatie oplevert, trekt Colson de conclusie dat de vernieuwing van het anarchisme mede ligt in de onderkenning van een ‘bevrijdend pluralisme’. Wie zal het met hem oneens zijn? Of je hier van een hedendaagse vernieuwing van het libertaire denken kan spreken is echter de vraag.

In een bundel uitgekomen in 1988 onder de titel Bausteine für eine Menschen würdige Gesellschaft, van de hand van de libertaire Duitse hoogleraar politicologie, Fritz Vilmar (Freie Uni. Berlin), vindt men een behandeling van wat Vilmar noemde een ‘multifrontale’ strategie. Hij werkte met die gedachte om deze tegenover de dogmatische (marxistische) een-front strategie te zetten. Volmar verwijst in de genoemde bundel naar zijn eigen teksten uit 1973 en 1975. Die waren mij bekend en ik herkende in die tijd er mijn eigen visie in, reden waarom ik zijn opvatting over een veelfrontenstrategie gebruikte in mijn in 1980 uitgekomen boekje Anarchistische staatsopvatting, Een paradox?. Nu ik bij Colson lees dat het idee ‘pluralisme émancipateur’ een vernieuwing van het libertaire denken oplevert, vraag ik mij af wie er achterloopt… Dit neemt overigens niet weg dat ik Colson nog kan volgen in zijn betoog. Dat geldt niet voor de bijdrage in Réfractions van Philippe Corcuff. Die is mij, laten we zeggen, te ‘geleerd’.

Naar de bliksem?

De geleerdheid is al gegeven met de titel van zijn bijdrage. Die luidt: ‘Levinas-Abensour contre Spinoza-Lordon’. Die bijdrage is niet voor mij geschreven, ook al lees ik in de ondertitel dat het zou moeten gaan over ‘libertaire bronnen om zich te bevrijden van de identiteitsgedachte in een ultraconservatieve context’. ‘Hier kan ik geen soep van maken’, hoorde ik een oude vakbondsman vele jaren geleden herhaaldelijk zeggen als hem iets niet duidelijk was. Overigens kan ik best met Corcuff meegaan als hij ervoor pleit open te staan voor libertaire elementen, die kunnen worden aangetroffen bij bepaalde filosofen die zich niet op het anarchisme beroepen. Maar wat is daar voor bijzonders aan? Ik doe dat al veertig jaar waar het bijvoorbeeld om juristen en rechtssociologen gaat…

Overzie ik de behandeling van het thema als een geheel, dan vraag ik mij in gemoede af: ‘Hoe help je een serieus en gewaardeerd anarchistisch tijdschrift naar de bliksem?’. Zo dus! Dat zou jammer zijn omdat de andere elementen, zoals de discussie (zie in dit nummer René Fugler over de anarchistische paradoxen van Tomás Ibanez) en de vele boekbesprekingen, altijd op zijn minst informatief zijn.

Thom Holterman

Réfractions, nr. 39, herfst 2017, thema ‘Repenser les oppressions?’, 191 blz., prijs 15 euro.